Want het vermogen om te spreken is wat de mens van dieren onderscheidt
Ik zit op een bus terug van Narač naar Minsk met een fietser. Hij zit foto’s van mij te maken en ik doe alsof ik slaap. Ik stel mij vragen over de vanzelfsprekendheid waarmee ik hier weer in deze situatie ben beland. Ik stel mij vragen over de parallelle werkelijkheid waarin ik mij hier weer bevind. Ik zat thuis en moest eigenlijk werken maar mijn gedachten zaten vast. Ik kocht een ticket naar Minsk, schoot in actie, vloog naar hier, vanalles met de fiets, en drie dagen later zit ik op een bus terug naar Minsk met een fietser waar ik intussen al wat pluimen van ken. Morgen spreek ik af met een Zweed die op een moment naar hier is gekomen, blijven plakken is en nu Zweeds geeft aan de Unief. Morgen ga ik hier ook Zweeds geven aan de Unief. En ook Nederlands want ik ben hier nu toch. Het zou mijn leven kunnen zijn. Ik stel me vaak vragen bij die vanzelfsprekendheid waarmee ik mij doorheen verschillende werelden begeef en hoe snel ik mijn draai kan vinden in iets totaal anders dan wat ik gewend ben. Ik vraag mij af of de vanzelfsprekendheid waarmee ik op reis leef na verloop van tijd ook zou verdwijnen. Alles op reis lijkt zo een “ik doe maar wat want ’t is toch niet voor echt”, terwijl het eigenlijk misschien net veel echter is. Ik vraag mij soms af wie ik eigenlijk zelf ‘écht’ ben, want het is ook niet dat ik hier komedie speel maar toch ben ik in andere landen beduidend anders dan thuis. Alleen reizen maakt je ook zo ontvankelijk voor invloeden, als ik niet in mijn cocon zit dan dobber ik maar wat rond met wie mij toevallig passeert. Misschien ben ik schizofreen en besta ik uit vele verschillende identiteiten die op reis altijd even van de gelegenheid gebruik maken om de kop op te steken. Ofwel ben ik uitermate empathisch, maar dan was mij dat misschien al eerder opgevallen dan hier en nu op een bus van Narač naar Minsk.

De moeder van de fietser belt, ik moet doen alsof ik wakker word want ze belt op mijn gsm. Ze belt elke dag drie keer en legt niet af tot de fietser minstens zeven keer heeft gezegd dat alles goed gaat. “Dobre, mama, dobre, ja het heeft vannacht gestormd en geregend maar we zijn niet nat”. De fietser en ik spendeerden intussen al twee volle dagen tesamen en het verbaast mij vooral hoe vaak hij het heeft over kak, in zo’n gesofisticeerde Engelse benamingen dat ik de eerste twee dagen zelfs niet begreep waarover hij het had. Ik werd gisteren wakker met een boeket zelfgeplukte bloemen op een bedje van dennentakken en mos in een bos aan een meer. Terwijl ik nog zat te denken over hoe stom het was dat geen van ons beiden een tent bijhad, had hij het al vooral over zijn schopje om een gat mee te graven voor als je moet, ja, en dan dat propere woord voor “kakken” dat ik dus niet snap. Hij verdween een half uur, achteraf bekeken begrijp ik waarom, en we fietsten daarna van ons bos aan het meer naar een ander bos aan een ander meer. Onderweg passeerden we veel bossen en soms eens één met een meer. Dan deed ik mijn kleren uit en ging ik zwemmen en toen ik terugkwam zat hij mieren te eten onder een boom. Hij legde mij al drie keer uit waarom ik niet “Wit-Rusland” mag zeggen, het land heeft immers niks met Rusland te maken, de naam komt van het woord “Rus” dat de Russen van Wit-Rusland – euh Belarus dus – hebben gestolen. Ik gebruik sindsdien zonder uitzondering de term “Belarus”, maar noem de fietser tegen mijn vrienden voor het gemak wel "De Wit-Rus". De moedertaal van De Wit-Rus zelf is Russisch, maar onlangs leerde hij uit liefde voor zijn land het Wit-Russisch en spreekt hij sindsdien zonder uitzondering Belarussisch. Behalve als ik naar de vertaling van een bepaald woord vraag, dan zegt hij dat woord weliswaar eerst in het Belarussisch maar dan toch ook in het Russisch, en meestal daarna ook nog eens in het Pools en in het Oekraïens. Dat is vreselijk verwarrend, dus na twee dagen is mijn woordenschat nog niet verder uitgebreid dan “kleine spar”, “boom”, “mier”, “mug” en “vlieg”. Dat eerste omdat ik niet goed wist hoe ik daar gewikkeld in een handdoek moest reageren op het feit dat hij mieren zat te eten. Dus ik wees ter afleiding naar een boom en vroeg “hoe zeg je dat”, en hij had niet gesnapt dat ik gewoon “boom” bedoelde maar echt het woord voor “kleine spar” wou leren. Maar goed. Bij deze. Ik heb liever dat hij mieren eet en mij irrelevante Russische woorden leert, dan dat hij praat over kak.
Al was het eigenlijk pas tijdens de volgende stop dat ik de link met kak had gelegd. Ik heb iets met bushokjes in Oost-Europa, ik maak daar graag foto’s van. Hij heeft iets met ongevraagd poseren voor foto’s die ik van bushokjes maak, bij voorkeur in bloot bovenlijf en bij voorkeur met beide armen in de lucht. Één keer zei hij: “If you want to take picture from my body, I have two markers!” en dan gaf hij mij een rode en een zwarte stift. Maar zijn moeder belde. Dus ik zette er mij bij neer en at iets en toen hij uitgebeld was dan zei hij nog eens dat hij mij zeker een putje wou gaan graven, maar dat hij dus zijn schopje niet bij had. Ik moest efkes denken, ik had hem waarschijnlijk weer verkeerd verstaan. Waarom zou hij mij een putje gaan graven? Hij wees naar zijn gat. Ik dacht: ik zit hier op dat bankje anders ook wel goed, ge moet mij geen putje graven. Hij zei dat moeilijke Engelse woord weer, en ik begon te vermoeden dat het iets als “ontlasting” wou zeggen, want hij wees weer naar zijn gat en maakte bepaalde gebaren. Ik begrijp niet waarom een man met zo’n basis woordenschat Engels, wel zo veel propere woorden kent om het te hebben over kak. Hoe uitgebreid zou zijn Belarussische woordenschat om het over uitwerpselen te hebben dan intussen wel niet zijn? We waren even stil. Mijn gedachten dwaalden verder af. De zijne blijkbaar niet. Ik zat net te denken aan dat wat ons als mensen van de dieren onderscheidt, ons vermogen om te spreken moet zijn, ook in propere woorden over kak, als hij zei: “Als je je wil ontlasten, kan je dat in principe ook doen met mijn ex”. Het had mij echt niet verbaasd als hij hier in dit bos ergens een ex had lopen waarvan hij dacht dat ik er graag eens mee wou gaan kakken terwijl hij nog wat mieren at, maar ik dacht vooral dat hij bedoelde dat ik gerust mocht kakken op zijn ex, die Griekse waarover hij het al een paar keer had gehad. Toen ik niet echt reageerde en hij zijn bijl bovenhaalde, begreep ik dat hij bedoelde dat hij mij ook een putje kon gaan graven met zijn axe, voor het geval dat ik me wou ontlasten. Ik heb vriendelijk bedankt, ik voelde eigenlijk minder belasting in mijn darmen dan in mijn hoofd, maar dat kreeg ik hem niet uitgelegd. Communiceren was in het algemeen niet ons sterkste punt.
Hij had weer een plek gepind op zijn gps maar ik wou daar weer niet naartoe. Het zou vanavond regenen, ik wou niet slapen zonder tent in een bos aan een meer, dus we gingen -via een andere route- naar het grote dorp. Hij keek nog eens op zijn kaart en sprak de gevleugelde woorden: “if a woman says a wise thing, why not listen?” Awelja.
We kwamen aan in Narač tien minuten vooraleer de enige winkel die er was zou sluiten. Dus ik laadde nog tien minuten al mijn toestellen op, we kochten een ganse gebakken kip en aten die op tussen de dronkenmannen op een bank. De dronkenmannen zeiden dat het zou onweren en dat we welkom waren in hun huis. Ik vroeg me af waarom ze op straat in de opstekende storm zaten te drinken als ze hier ook een huis hadden. Ik bedankte de dronkenmannen eerst vriendelijk en daarna onvriendelijk omdat het nodig was, en toen de kip op was wou ik snel gaan vragen in het hotel hoeveel een kamer er kostte. Dat mocht natuurlijk niet van de Wit-Rus want hij was de man en hij spreekt de taal, dus hij wou dat doen en ik moest buiten op de fietsen letten. Het verbaasde me natuurlijk niks dat hij tien minuten later buitenkwam met de melding dat er helaaaas geen kamers meer vrij waren, daar in dat groooote hotel in het midden van het verder volledig leeeeege dorp, maar dat er verderop gelukkig wél ...een goeie plek was om te kamperen in een bos bij het meer.

Het begon te regenen en ook stevig te waaien. Hij had ergens een afdak gezien dat bijlange niet aan mijn eisen voldeed. Er waren ook openbare toiletten en natuurlijk wou hij die checken, hij had immers zijn schopje niet bij, maar ze waren op slot. Ik zei dat ik nog liever wou slapen onder een omgedraaide boot dan in een wc en dat vond hij een uitstekend idee. Nog geen kwartier laten stonden we op het dak van een restaurant onder een reusachtige tent en verschillende exclusieve sofa’s van wit leer. Het water gutst langs alle kanten van de tent af, de zijkanten flapperen gelijk zot, maar er zijn hier zeven stopcontacten, vijf toiletten en een bar met minstens achtenveertig flessen sterke drank. Maar daar mogen we niet aankomen want we hebben we beloofd aan de meisjes. De meisjes werken hier in het restaurant op het gelijkvloers en hadden nog nooit een buitenlandse fietser gezien, maar ik had nog nooit zo'n regenvlaag gezien en ze begrepen in één oogopslag, van Wit-Rus naar mij en terug, meteen wat ik bedoelde en dat ik het nodig had. Dus we sliepen niet onder een omgedraaide boot maar nestelden ons daarboven elk in een exclusieve sofa van wit leer. De Wit-Rus nam een dubbele dosis slaappillen en stootte de hele nacht zo veel en zo'n gekke geluiden uit dat ik begon te denken dat de mieren die hij gegeten had nog in leven waren.

Comments