top of page

#6 Ik ben uw grootvader

Foto van schrijver: JoksieJoksie

Bijgewerkt op: 28 nov 2020

Iemand deelde één van mijn vorige berichten met woorden in de aard van “Joksie gaat op reis naar rare landen en schrijft over haar ontmoetingen met de gewone mensen”. Ik moest twee keer nadenken. Schrijf ik echt over mijn ontmoetingen met de ‘gewone’ mensen? Of kan ik mij in mijn positie van buitenlandse toeschouwer gewoon niet tijdig ontdoen van randgevallen? Ik trek die in Gent zelfs aan. In welke mate zijn de mensen die ik op reis ontmoet, representatief of gewoon? Bij wie belandt een verdwaalde blog-schrijvende Wit-Rus in Gent dan? Degenen die tijd hebben om iets te laten gebeuren, zullen waarschijnlijk niet diegenen zijn die ik als representatief voor de gewone Belgische bevolking beschouw. Iets om in het achterhoofd te houden.

De blogpostdeler heeft wel een punt in dat ik doelbewuster op zoek ga naar (contact met) de inheemse bevolking dan de lachende dikke Nederlanders aan tafel 2. Voor zover ik kan opmaken wonen die in het hotel van het restaurant. Ze lachen letterlijk met álles en het stoort mij dat ze lachen met alles. Ze bestellen elk een halve liter bier én een shotje vodka. Ze schateren want ze hebben net het in alle toeristenboekjes geprezen kasteel bezocht. Dat vonden ze hilarisch. Nu lachen ze met het menu, dat uiteraard enkel in het Wit-Russisch bestaat. Ze lachen met de tafels. Ze lachen met de muren. Ze lachen met de vloerbekleding. Ze lachen met de Wit-Rus, die zit pap te koken onder de tafel van het restaurant. Ik lach mee. Ze bekijken me verbaasd. Ik duik neer in mijn bord want het is leuker als ze denken dat ik hen niet begrijp. Ik lach met mijn bord. Lelijke worsten. Ze lachen met mij. Ik lach met hen. Dikke Nederlanders.

Ze zien de volledig bepakte fietsen van mij en van de Wit-Rus, want een tent van vier meter diameter neemt nu eenmaal veel plaats in. Ze lachen hard met de gedachte dat mensen naar hier komen om te fietsen. Ze lachen hard met de gedachte dat ze zelf hierheen zijn gekomen. Ze lachen met de bus die hen naar hier heeft gebracht. Ze lachen met de mensen die op die bus zaten. Ze lachen met het landschap dat ze zagen onderweg. Ze lachen met hun hotelkamer. Ze lachen met hun beddengoed. Ze lachen met het bier dat ze krijgen. Ze lachen met nog iets dat ik niet meer kan verstaan omdat er iemand een haag begint te snoeien met een elektrische snoeimachine. Ik ben er vrij zeker van dat ze lachen met die elektrische snoeimachine. Ik zie het als een teken om af te rekenen.

We bezoeken dat kasteel niet, ik ben hier ten slotte om te fietsen. De Wit-Rus vindt alles wat ik vind, dus we fietsen naar het stadje waar we op de trein naar de hoofdstad kunnen stappen. Hij heeft daar trouwens in de buurt een vriend en ik ben wel eens benieuwd naar wat voor vrienden die man kan maken. Het lijkt even alsof die vriend niet bestaat want we rijden ver een half uur rond zonder hem te vinden. Ik begin wel te snappen hoe hij er zo’n zes uur over heeft kunnen doen om mij te vinden op dag #1. Redelijk tragisch eigenlijk want we hebben nu maar een uur vooraleer de laatste trein terug naar de hoofdstad vertrekt. De Wit-Rus wordt nerveus, ik maak van de gelegenheid gebruik om nog wat voorstedelijke sfeer op te snuiven. Ik wil foto’s maken van een oude man die voorbijloopt met een reuze knuffelbeer maar ik durf niet. Ik wil foto’s maken van een zwerm oude vrouwen op de banken vóór de woningblok maar ik doe alsof ik de zwerm duiven voor hun voeten fotografeer en kom niet verder, want de Wit-Rus vindt de vriend. Die lijkt wel sympathiek maar durft mij niet rechtstreeks aan te kijken dus we communiceren via de Wit-Rus. We kopen snoepjes en een fles vodka-voor-onderweg in de buurtwinkel.

Wanneer ik zeg dat we nog twintig minuten hebben voor de trein vertrekt, wil de vriend dat ik zijn moeder ontmoet. We leggen de fiets vast en lopen een trap op.

Zestien minuten.

De moeder begroet ons hartelijk, neem een koekje!

Vijftien minuten, de moeder begint iets te koken. Ik probeer haar in twaalf talen duidelijk te maken dat we maar veertien minuten meer hebben voor de trein vertrekt.

Dertien minuten, pak u nog een koekje!

Twaalf minuten, de moeder kiepert kokende ravioli op een zeef.

Elf minuten, we gieten koud water naar binnen en kauwen gelijktijdig kokende ravioli.

Tien minuten, we proberen sneller te kauwen.

Negen minuten, we moeten nu echt vertrekken.

Acht minuten, de moeder doet op eigen initiatief mijn zak open en kiepert er de ganse kom snoepen in leeg. Ik bedank haar in niet meer dan drie talen want onze tijd is op.

Zeven minuten, we spurten de trap af en maken de fiets los terwijl de moeder zegt dat mijn bezoek een geschenk uit de hemel is en dat ze zo blij is dat de Wit-Rus nog wil afspreken met haar zoon.

Zes minuten, ik probeer nog snel een foto van de moeder te maken maar ik beef te veel van de adrenaline om scherp te stellen.

Vijf minuten, we trappen en trappen door de duisternis onder leiding van de vriend want die kent een short cut, namelijk vlak langs de sporen. Als de trein er is zullen we hem in elk geval toch gezien hebben.

Vier minuten, we trappen harder.

Drie minuten, trein in de verte.

Twee minuten, we staan mooi op tijd op het juiste perron uit te puffen samen met twee mannen in fietspak vol modder.

Één minuut.

Wat een zee van tijd. In neem op mijn gemak nog een foto van Wit-Rus + vriend en van moddermannen in fietspak.

De moddermannen nemen over. Ze zetten mijn fiets op de trein, herpositioneren hun fietsen en die van ons zeker zeven keer tot ze vinden dat ze echt niemand kunnen storen in de verder lege wagon. Ik bied hen een snoepje aan van de moeder van de vriend van de Wit-Rus. Één van de moddermannen kent de Wit-Rus van vroeger, ze deden eens samen mee aan een modderfietswedstrijd die de modderman won en waar de Wit-Rus bij benadering laatste werd. Memorabel. Ik ontdek dat de oppermodderman ook op mijn lijstje stond van mensen die ik wou interviewen over fietsen in Wit-Rusland, want hij richtte de fietsvereniging van Minsk op. Ik besef dat ik op weg ben naar mijn laatste avond en dat er van een interview met whateverwie nog niks in huis is gekomen, dus ik zeg “ik ga dan eens naar ’t wc”. Altijd een goed idee als je even wil bezinnen. Maar niet in Wit-Rusland, weet de oppermodderman: “De wc op treinen is hier altijd op slot, je moet de sleutel vragen aan de conducteur”. Hij wacht even tot ik zucht en zegt dan: “Maar niét als ik erbij ben!” want tadadaaaa hij heeft nog bij de sporen gewerkt en nam zo’n sleutel mee. Grinnik.

De Wit-Rus is er precies niet zeker van of ik zelfstandig naar ‘t wc gaan en staat erop me daarbij te begeleiden. We stappen drie wagons door. Drie verschillende geuren.

Bos en bomen, pap en puree, pipi en kaka.

We naderen de wc. De Wit-Rus zet zijn sleutel op de deur vóór ons. Hij past er wel in maar er gebeurt niks. Hij draait eraan maar er gebeurt niks. Hij draait nog en klopt en trekt en vloekt en draait en klopt en draait en klopt en trekt en draait en er gaat achter ons een andere deur open. Iemand stapt van de wc en vraagt of wij ook moeten. Ik zeg vriendelijk “Ja, bedankt”, terwijl ook de deur waaraan de Wit-Rus stond te morrelen opengaat en een boze machinist waarschijnlijk vraagt “wat het probleem is?”. Ik ga naar ’t wc en laat hen gezellig alleen.

Ik trek het daar ook extra lang. Het zal de Wit-Rus leren om mee te gaan met vrouwen waarvan hij denkt dat ze niet zelfstandig naar ’t wc kunnen gaan. Wanneer we terug bij de moddermannen aankomen, begrijp ik dat ze het over mij hebben, hoewel ik enkel de woorden “man” en “juffrouwke” begrijp. Ik zeg wat? De modderman zegt “vat het niet verkeerd op, maar voor mij ben jij een man”. Ik zeg “wablieft, ik ben geen man, en ook geen ‘juffrouwke’ trouwens, ik ben uw grootvader”. Beide moddermannen en de Wit-Rus bekijken mij verbaasd. Ik zeg “oei. Ik bedoel ‘een jonge vrouw’”. Het Russische woord daarvoor lijkt een beetje op het woord voor grootvader, nooit eerder bij stilgestaan. Modderman herneemt zich: “je gaat liever alleen naar toilet, kan een tent opzetten en fietst sneller dan de Wit-Rus”. Ik zeg dat klopt, maar godverdomme fietsen en tenten opzetten is toch niet iets dat alleen jongens mogen? (In werkelijkheid zeg ik waarschijnlijk eerder “ja ik fiets, ja tent, maar ik ben een vrouw, wat man, wat, waarom, hoe, wat?”) De modderman zegt sorry ja, “zeker, maar de meisjes hier willen op handen gedragen worden en zelf hun handen niet vuil maken, ze willen dat alles voor hen wordt geregeld en ik ben dat ook beu, dat is mijn punt”. Ik vraag of hij zichzelf als representatief voor de Wit-Russische bevolking zou beschouwen, want ik moet dat weten voor mijn onderzoek, maar de Wit-Rus vindt het gesprek wat te intiem worden en zegt plots nog een gedicht op. Modderman is enthousiast, steekt zijn duim op, zegt: “Good like!” en knipoogt. Modderman en ik verstaan mekaar, ik heef hem nog een koekje. Hij geeft mij een armband waar opstaat “#bikeminsk”.

21 augustus 2019, 20:07. Ik beschouw dit als mijn officiële inwijding als onderdeel van “de gewone bevolking”.


 
 
 

Comments


To order pictures in print, click on the pictures to enlarge, and then 'order'.

Om afgedrukte foto's te bestellen, klik op de foto en dan op 'order'.

Lopende tentoonstelling:

Voyage dans le grand blanc

pre-order book now

joksie@gmail.com       Tel: 32 486/543.792

  • Facebook Basic Black
  • Black Instagram Icon

© joksie

bottom of page