Ik zit aan de Zwarte Zee naar golven, vuurwerk, bliksem, vissen, rotsen en regenbogen te kijken, bijna zo ver weg van huis als je binnen de grenzen van Europa maar kan zijn. Gisteren stond ik nog op de top van een berg met mijn kop in de wolken, had iemand mij toen gezegd dat ik nu hier zou zijn, ik had dat niet geloofd. Ik zou ook niet geloofd hebben dat ik vannacht 10 leva of €5 zou krijgen om te slapen op een bewaakte camping aan het strand, waar parkeren met een camper normaal 15 leva kost, met een auto 5 leva + 10 leva voor een tent. Ze wisten niet meteen tot welke categorie ik behoorde en een tent heb ik niet bij, dus ze zeiden bij aankomst ‘oké kom, rijd maar door’. Ze hadden het er met de collega’s blijkbaar nog over gehad want toen ik vanmorgen wou wegrijden vroeg iemand aan de slagboom “Belgia?” en stopte iets in mijn hand. Als er veel dingen tegelijk gebeuren, zoals autorijden, slagbomen die opengaan, nadenken over of ik naar links of rechts moet en iemand die tegen mij praat, ben ik altijd wat van slag, dus ik zag pas twee straten verder dat wat hij mij gaf een briefje van 10 leva was. Waarschijnlijk in de veronderstelling dat ik zijn collega 15 leva had betaald, en ze vannacht tot de conclusie waren gekomen dat mijn Jumpy geen camper is.
Ik had wel op die heerlijke camping willen blijven, maar zoals meestal op campings wou iedereen met mij praten, weten welk boek ik las en waar ik vandaan kom, wat ik in Bulgarije kom doen en waarom ik ervoor kies om alleen op reis te zijn. Ik had al te veel mensen voor schut gezet door die laatste vraag te beantwoorden met "…omdat ik niet graag met mensen praat", dus ik moest daar weg.
In een aanpalend dorp was er een internationaal folklorefestival aan de gang. Ik wandelde net binnen op het moment dat zes oma’s in een Mongoolse outfit en een opa met een accordeon volledig naast de micro stonden te zingen. Toen het spektakel was afgelopen, schalden er ‘aaaaaiaiaaaaaaai’-klanken uit een restaurant iets verderop. Aan de gevel hingen Zweedse en Noorse vlaggen, het uithangbord zei ‘Scandinavian’ en binnen stond een vrouw in traditionele Bulgaarse outfit, traditionele Bulgaarse klanken uit te stoten. Er is een deel van Scandinavië dat de uitbaters fundamenteel hebben misbegrepen, maar ik had geen zin om het hen uit te leggen, ik ben hier niet om les te geven. Gniffelend wandel ik af op het geluid van waar ik botsauto’s denk te vinden, maar ook dàt blijkt een restaurant. Normaal is een kuststad opgebouwd rond de kust, of toch op zijn minst rond de haven, maar hier vormt een lelijk plein met fonteinen de kern. Alle hangjongeren die ik zie, hebben lichtgevende schoenen, en het is niet omdat de meisjes een t-shirt dragen met opschrift ‘I love New York’, dat ze Engels begrijpen. Jammer, want ik had veel in om tegen iemand ‘I like your style’ te zeggen – voor echt.
Nog wat verderop zou er een natuurfenomeen te zien zijn, maar ik kon op de kaart niet zien wat het was en ik kon er ook niet bij want het waaide te hard en alle wegen erheen lagen vol zhopen and, dus nu sta ik geparkeerd in Sinemorets, op 11km van de Turkse grens, en er staat een hevige wind. Geen goeie dag om je haar te knippen, ik weet het, maar ik vond nu net een uitdunschaar op weg naar hier en ik wou die meteen uitproberen. Niet evident trouwens om te achterhalen of het wel degelijk een uitdunschaar was, want er stonden vrouwenogen en –wimpers op de verpakking, en over scharen voor gelaatshaar weet ik weinig tot niets.
Mijn afgeknipte haren vliegen de duinen in, een heuvelachtig landschap vol lage begroeiing die al herfstkleuren begint te vertonen. Ik sta op een soort platform van zand boven de zee vol sporen van rondrijdende auto’s. Op het uiterste punt, ongeveer waar ik sta, zie je de monding van de Veleka in de Zwarte Zee, en een deel van een natuurgebied met 437 verschillende soorten vertebraten en meer dan 1300 verschillende soorten invertebraten. Ik heb er geen idee van wat vertebraten zijn, maar alleen al de gedachte dat iemand de moeite heeft genomen om ze allemaal te tellen, maakt het hier tot een legendarische plek. Er zijn hier trouwens ook 283 verschillende soorten vogels, 68 verschillende soorten zoogdieren, 25 verschillende soorten reptielen, 10 verschillende soorten amfibieën en 43 verschillende soorten vissen. Van hieruit kan ik er 0 daarvan zien. En toch rijdt er om de drie minuten een andere auto het platform op, stappen er tussen de twee en de vijf mensen uit die op het uiterste punt, vlak bij mijn auto, komen staan en zichzelf fotograferen met al die verborgen dieren op de achtergrond, en voorbijvliegende plukken haar van mij.
Één koppel kwam aan mij vragen om de foto te maken, maar het was me onduidelijk of ze dat deden omdat ze effectief externe hulp wouden inschakelen bij het maken van een foto, of omdat ze zo blij waren met mekaar als lief dat ze dat aan iemand wouden tonen. “My boyfriend would like to ask you something!” - “Can you make a photo of me and my girlfriend?” In mijn ooghoek zag ik intussen een auto knal het natuurreservaat inrijden via het wandelpad. Begrijpelijk, er staat een hevige wind. Waarschijnlijk kwam hij vertebraten tellen.
Ik doe voor het eerst in vier weken een lange broek aan en ga op zoek naar koffie. Op het uiterste punt van het dorp ligt een bar, met banken van paletten, zeker twaalf verschillende soorten lampen, gestolen straatnaambordjes van overal ter wereld, lampionnetjes van schelpen en de vriendelijkste vrouw die ik ooit heb gezien. Ik krijg een koffie. Rechts van de bar staat een man op een duin balletpasjes te doen terwijl een vrouw daar foto’s van maakt. Onder hen, op het minst toeristische strand van Bulgarije, loopt een man met een metaaldetector.
De vriendelijkste vrouw van de wereld kan mij helaas geen eten geven, maar wel doorverwijzen naar een heel goed visrestaurant om de hoek. Dat zat natuurlijk vol, maar ik kreeg een plaats aan de tafel van de uitbaters: een vriendelijke vrouw en een rokende dikke man die veel te veel bewoog naar mijn goesting. Ik erger mij vaak aan hoe veel mensen bewegen als ze aan tafel zitten, of op een stoel, in een bioscoop of een theater, op een vliegtuig of een trein. Alleen al lezen maakt mij zeeziek, zelfs als ik mijn boek in mijn handen houd. Op het eten moest ik vijftig minuten wachten, maar het was wel lekker, én vegetarisch. Ik kreeg welgeteld tien minuten om het op te eten en af te rekenen, want de tafel was gereserveerd en de volgende gasten stonden al klaar.
Ik fiets de ganse dag door de wind langs de kust tot het schemert. De golven zijn zo schuimend wit dat ze bijna licht geven in de vallende duisternis. Ik denk ook even zeehonden te zien, tenzij het vertebraten waren. Aangezien hier volgens het infobordje wel 70% leven van alle species die in heel Bulgarije voorkomen, kan het volgens mij allebei. Ik stel mij telkens vragen bij dergelijke uitzonderlijke natuurgebieden aan grensovergangen. Het lijkt me meer plausibel dat ze menselijke nederzetting proberen te weren uit de schemerzone, dan dat dat grensgebied echt zo’n uitzonderlijke natuurlijke elementen bezit. Maar goed, als men dat jaren na mekaar zo volhoudt, wordt het een ‘self fulfilling prophecy’ waarschijnlijk, en als dat de wildgroei aan luxehotels kan tegengaan: des te beter.
Hier begint de terugreis. Niet in tijd, maar technisch gezien: ik kan niet verder rijden van Gent dan waar ik nu ben. Tenzij ik een Ferry neem naar Georgië of de Jumpy achterlaat, mijn onderbroek vol geld stop, de rivier overzwem en naar Istanbul lift. Maar waarom zou ik dat doen?
Comments