Ik ben al zeven dagen onderweg en ik begin nu pas het gevoel te krijgen dat ik op reis ben. Het is duidelijk: ik moet de bergen in. Ik passeer tal van verlaten tankstations en reclameborden met worstjes op. Vóór mij rijdt er een pick-up met een schaap in de laadbak, waarschijnlijk op weg naar een worstjesmakerij. Het is niet vastgemaakt en probeert tevergeefs rechtop te blijven staan. Ik hoop dat het ergens uit een bocht vliegt en aan de slachtingsdood ontsnapt. Ik stop en koop nootjes in een winkel die behalve kleine worstjes, oploskoffie, nootjes en kauwgom helemaal niets anders dan alcohol in zijn rekken heeft staan. Er hangen wel honderden dode vliegen in slingers aan het plafond en onder de kassa staat een grote zak hondenvoer waar mensen een kleine portie uit kunnen kopen als het meezit met hun financiën die dag. Idem voor een bidon benzine: niemand heeft hier het geld om vol te tanken, de mensen delen met velen een auto en wie een uitstap plant, koop in deze kleine worstenwinkel de hoeveelheid brandstof die hij nodig heeft.
Mijn tank was vol. Het pad waarop ik reed liep dood in de bergen, ideaal. Ondertussen stak er een onweer op. Minder ideaal. En het werd donker, nog minder ideaal, want die weg begon met de minuut minder op een weg te lijken en ik zag geen steek meer. Tot plots: véél licht, een dikke jeep. Dikke, norse mannen: "WAT DOE JIJ HIER??"
Ik: "Ik begrijp je niet.." Dat betekent: “Ik begrijp wel wat je zegt maar kan met alle woorden die ik ken geen gepaster antwoord formuleren dan dit.”
"WAAR GA JE NAARTOE??"
"Ik weet het niet..."
"DE WEG LOOPT DOOD, *Russische Ruis* rechtdoor?"
Ik herhaal: "Rechtdoor?", met gebaar en al, want dat heb ik begrepen.
"Ja, rechtdoor?"
"Ok”, zeg ik, “Goed, rechtdoor!"
Dag en bedankt, ik glimlach, stap in en rijd rechtdoor.
Die mannen steigeren, met jeep en al. Ik was nog niet vertrokken of ik werd alweer gestopt: "STOP! WAT GA JE DOEN?? Ga je naar Servië?"
Ik zeg: "Servië?” Oprecht verbaasd over die vraag.
“JA! SERVIË!”
Ik zeg: “Servië! Ja!" Wat moest ik anders antwoorden?
"PASPOORT!"
"Paspoort? Ok. Paspoort. Alstublieft."
Ik geef hen mijn paspoort en glimlach. Ze blijven er boos uitzien.
"WAT GA JE DOEN IN SERVIË?"
"In Servië? Ik ga toch niet naar Servië zot, ik heb nu net een Bulgaarse simkaart gekocht, die werkt daar niet! Ik blijf hier”, maak ik duidelijk met iets minder woorden maar toch genoeg.
Genoeg gezeverd, het begint te stortregenen. Ik wuif vriendelijk van dag en bedankt, stap in en keer mijn kar. Dankzij de bliksem zie ik toch een béétje waar ik rijd.

Een dorpje? Anee, een verwilderde betonnen constructie in het niets. Miljaar.
Een dorpje? Nee, nog een overgroeide betonnen constructie. Miljaar.
Nu dan een dorpje? Nee, twee omgevallen bomen. Euh.
Nu dan een dorpje? Ja! Ideaal. Ik zet mij op een soort van open ruimte langs de weg, omgeven door gebouwen met ramen zonder ruiten. Misschien is het een plein maar ik zou het niet weten want ik kan het niet zien, nergens in heel dat dorp is er licht. Nog een geluk dat het bliksemt. Ik kruip in mijn pyjama-schapenpak onder de wol en gluur naar het om de minuut oplichtende landschap. Ik besef dat ik hier in mijn busje waarschijnlijk beter af ben dan driekwart van de mensen die hier wonen, in dat dorp waar alle wegen doodlopen, in alle huizen zonder ramen. Misschien woont hier zelfs helemaal niemand, het is echt zot hoe donker en stil het hier is.
Tot plots: GERAMMEL. GEKRAB. GEKLEPPER. Alles wiebelt. Ik zie nog altijd niks maar mijn handvaten bewegen. Een donkere gestalte loopt er vandoor. Misschien wou iemand gewoon wat schuilen voor het onweer, denk ik, de Bulgaren doen hier standaard hun autodeuren niet op slot. Ik weiger wat te vrezen en val in slaap :)

De volgende morgen word ik wakker van een discussie over of mijn nummerplaat Duits of Frans zou zijn. Duidelijk de enige buitenlanden die de gemiddelde tandeloze man op het plein hier kent bij naam. Het gebouw zonder glas in de ramen waaraan ik sta, blijkt een postkantoor te zijn. De gemiddelde tandeloze man van het dorp houdt wel van een klapken op de trappen van het postkantoor op dinsdagvoormiddag, zo te zien. Ik doe mijn kleren aan en bezorg degene die op dat moment naar binnen staat te gluren in de Jumpy de schrik van zijn leven als ik eruit spring in schapenpak. Algemene stilte op het plein. Negen mensen, achttien ogen en misschien tezamen tachtig tanden staren mij aan en ik staar terug, ongeveer 30 seconden lang naar elk van hen.
Spanning.
Sensatie.
En dan: big smile, armen open, "dobri den!" Belgische koekjes! Bier? Algemeen geglimlach terug. Dat gaat hier altijd zo, ik vind dat wijs.
Beetje wandelen. Er is een rivier. Mensen staan kruiden te drogen op hun dashboard. Russische busjes. Mensen tussen de tonnen op een kar. Een naakte pop aan een waslijn. Een man met een stok. Duizenden druivelaars. De zon komt erdoor.
Het is hier moeilijk om te bepalen welke gebouwen leegstaan en dewelke niet want ramen heeft er bijna geeneen, dus ik waag het erop en pluk gewoon druiven waar het mij uitkomt en kijk terwijl naar een gebouw dat precies stenen, kiezels en prikkeldraad verkoopt per kilo/meter gelijk die winkel met kleine worsten met het hondenvoer deed. Ik sta zo in gedachten verzonken met mijn druiven dat ik de vrouw niet opmerkte die mij besloop, tot ze plots voor mij staat en roept: "WAT DOE JE HIER??" en nog vanalles. Van verbazing vergeet ik mijn knop op Russisch te zetten en flap ik eruit, zo plat als ik blijkbaar kan: "Daaaaat verstaa 'k niet ze.." Ik sta versteld van mijn spontane reactie en zij blijkbaar ook: "Oh, spreek je Nederlands?"
"Euh ja..!!??"
"Oh, ik heb 23 jaar in Groningen gewoond! Wil je koffie?"
Natuurlijk wil ik koffie.
82 verhalen over het communisme, de val van 't communisme, een paspoorthuwelijk, een zelfmoord, een blessure aan de heup, een knappe zwarte madam die met haar echtgenoot was gaan lopen, een blessure aan de schouder, twee ziekenhuizen, een bejaardentehuis en een tweedehandswinkel verder, besef in opeens dat ik gewoon Nederlands zit te praten met een koffie in de woonkamer zonder ramen van een bejaarde Bulgaarse vrouw.
We eten tomaten en aardappels uit de tuin van de moeder van haar vriendin en ik neem hen mee naar mijn auto om hen wat Belgische bieren te geven in ruil. "Oh, is die auto van jou? Ik wou daar gisteren nog even in schuilen, wat een onweer was dat! Maar hij was precies op slot!?" Ja, klopt. Geen probleem, ik dacht het wel.
Ze drinken niet, en de koekjes waren al sinds vanmorgen op, dus krijgen ze elk een Joksiekroonkurkketting met een boom erop. De vriendin wordt wat onrustig want "als ze niet op tijd terug thuis is gaat haar moeder haar slaan" - met de stok, waarschijnlijk, haar moeder is 91.
Gewoon nog één foto dan, maar helaas had de vriendin kaas gegeten van kadreren noch scherpstellen en/of had ze al de bibber bij de gedachte alleen al aan die stok…

Comments