Het is zo donker dat ik mijn eigen handen niet zie. Er stappen vier mannen met een zaklamp op me af. Zo van die echte, robuuste mannen met een diep brommende stem en een zaklamp, recht op mij af. De auto naast mij maakt geluid, ze moeten blijkbaar in de koffer zijn. Ze zien me niet maar brommen tegen elkaar, roken en ik ben blij dat ze niet tegen mijn auto plassen.
De ene heeft maar één been, de andere geen armen.
In de verte weerklinkt een schot.
Behalve de mannen zie ik aan de ene kant enkel een goal oplichten, aan de andere kant een paar lichtgevende ramen van wat volgens google een hotel ‘with special sport facilities blijkt te zijn’. De gps gaf nochtans aan dat hier een dorp lag, Belmeken, maar behalve dan deze sporthal annex hotel en eerder vier stallen zonder ramen omgeven door roma heb ik hier de laatste zeventig kilometer geen huizen gezien. Maar het werd donker en terugkeren was geen optie, dus ik reed door. Want als het donker wordt in Bulgarije, wordt het écht donker. Wij zijn dat niet meer gewoon.

Er is zo veel dat we niet meer gewoon zijn.
Wat is het dat ik hier kom zoeken? Wat lig ik hier eigenlijk te doen in het donker in de koffer van mijn camionette, op de plek waar de weg dood loopt, bang van brommende mannen zonder armen? Ik zou ook gewoon thuis in de zetel kunnen zitten, of met mijn vrienden op café. Wat trekt me zo aan in het gaan naar een land dat ik niet ken, wat is mijn doel? Zoeken naar net dat wat wij niet (meer) hebben? Wat me hier zo charmeert en fascineert, is de natuurlijke pure logische en niet-machinale manier van dingen doen. Het besef: je kan alles maken. Mensen kunnen alles maken. Wij gaan naar de winkel en denken niet na.
Vrienden vragen: word je die rare landen niet beu? Bulgarije, waar ligt dat eigenlijk? Is het daar niet onderontwikkeld en gevaarlijk, die zijn nog maar pas bij de EU? Ze zeggen: geef een doel aan uw reis, werk iets uit. Zoek een thema, een vraagstelling, een focus. Meestal héb ik ook een thema in mijn hoofd, een centrale vraag of een kwestie waarover ik meer wil weten, maar telkens verlies ik die/dat ergens onderweg in de verhalen van de mensen en het leven zoals het is. Want mensen zijn overal mensen. Overal zijn alle mensen altijd mensen. Ik vind dat rijk van inhoud genoeg.

Er stond een man langs de weg met een zeis waarvan het lemmet langer was dan half zijn lengte. Er hing stro in zijn haar.
Achter hem stonden twee gezette vrouwen met een doek, die met een dikke knoop op hun hoofd was geknoopt, over twee zakken vol versgemaaid gras gebogen. Ze keken even op.
Ik ben niet gestopt om hen mijn vragen te stellen, ik heb hun mijn thema’s niet voorgelegd. Alles leek zo banaal in hun bijzijn. Hun aanwezigheid, hun tafereel op zich was genoeg.
Ik reed voorbij drie oude vrouwen op een bank. Ze zagen er zo écht uit, hun vriendelijke gezichten hadden rechtstreeks in een fotoboek gepast. In de ondergaande zon was hun haar van goud. Maar ik wou hun echtheid niet doorbreken met een klik van mijn camera, ik wou hen niet laten beseffen dat ze speciaal zijn, dat wij, anonieme West-Europeanen op zoek naar authenticiteit hen authentiek vinden. Ze zijn gewoon zichzelf. Ik zei vriendelijk goeiedag en liet hen in de waan dat ze even banaal en alledaags zijn als ze zich voelen.
Er knabbelt intussen een hond aan mijn banden.
Hij blaft de man zonder been en die zonder armen weg.
It's only me and the dark now. En de oplichtende doelen in de verte.
Comments