Ik ben nog maar twintig minuten in Servië en ik heb al acht blote borsten gezien. Jonge borsten en hangborsten, alle leeftijden, ik leg de mijne erbij. De vrouwen zitten op het uiteinde van een steiger die je bereikt door tussen de losgekomen planken heen te balanceren en alle uitstekende spijkers te vermijden. Ik vind het wel wonderlijk dat ze hier en daar de echt té oude planken door nieuwe hebben vervangen, en het is me ook niet duidelijk of het hele steigerwerk ooit geel geverfd is geweest, of dat de aangekoekte gele flarden die ik zie een soort van mos zijn. Misschien is het eigenlijk niet de bedoeling dat die steiger nog gebruikt wordt, wat zou verklaren waarom die blote borsten zich net hier aan de wereld komen tonen. Hoe dan ook doen mijn blote borsten niks verkeerd.
Ik voel mij hier in mijn blootje op de steiger zelfs minder bekeken dan in Novi Sad. Niet dat ik er ook met blote borsten rondliep, maar ik had de indruk dat iedereen daar naar mijn schoenen keek. Als er hier een bepaalde regelgeving rond schoenen bestaat dan heb ik die duidelijk gemist. De enige die niet afkeurend naar mijn schoenen keek, was de verkoopster van lekstokken zo groot als mijn hoofd. Meestal hartvormig. Met letters op. Ze wees haar lekstokken één voor één aan en legde mij uit wat de letters wouden zeggen. “Voor mama”, “voor papa”, “voor oma”, “voor opa”, “voor de liefste”, “proficiat!”, “bedankt!” en “ik mis je”. Ik kocht die met “bedankt!”, zei “bedankt” en begaf me een handvol Servische woordenschat rijker met mijn foute schoenen richting Bulgarije.

Zonder het te willen rijd ik toch van de snelweg richting lang fietspad naast het water in Belgrado. Belgrado is de maks, ik kon er niet aan weerstaan, doe mijn rolschaatsen aan en rol richting centrum, langs alle kraampjes met maïs en kastanjes en zonnebrillen, horloges, hamburgers, magneten en ongekoelde dranken. Alle Serviërs houden zich beleefd aan de fietser / voetganger-opdeling, maar één dik bejaard koppel verspert de weg. Strompel strompel, "jag orkar inte mer. Ge mig en cigg!", kraakt de vrouw in het Zweeds. “Ik kan niet meer. Geef mij een sigaret!” Ze stappen eindelijk opzij, ik rolschaats voorbij, de man zegt: "Kijk! Dat is een slimme vrouw!" Ik draai mij om en roep: "ELLER HUR!!?" – “Ah ge weet het!” en maak het peaceteken. De vrouw bekijkt haar man verbaasd: “Spreken ze in Servië ook Zweeds?”.
Ik had haar graag een lekstok met “proficiat!” op gegeven.
Na het rolschaatsen besluit ik traditiegetrouw om Gardoš, het oude dorpje op de heuvel met een goed uitzicht over Belgrado te bezoeken. Ik had het eerder al gepind op mijn gps dus navigeer gewoon naar de pin en rijd mezelf vast in een zeer benaderde verkeerssituatie. Als in: een kruispunt met 2 doodlopende straten, één straat waar mijn Citroën Jumpy veel te dik voor is en de straat waaruit ik kom = een éénrichtingsstraat met helling van 10%, kasseien uit de jaren 1870 met te ontwijken open gaten en aan beide zijden auto's geparkeerd. Moeilijk, in achteruit. Geen plaats genoeg om mij te keren. Geen tijd om er foto's van te nemen, maar google streetview even de straten Gardoška, Sinđelićeva of Njegoševa en begrijp mij.
Ik stap uit en klamp een man in een fluovestje aan. Hij heeft schuim op zijn lippen. Letterlijk, er hangt een lange draad kwijl uit zijn mond richting bovenbuik. Zijn t-shirt is nat. Oei. Ik huiver, zet een stap opzij en er komt een andere man op mij afgestapt, met het syndroom van Down. Hij kan bijna niet spreken, dat bemoeilijkt de situatie nog meer. Hij stamelt wel woorden terwijl hij gebaren maakt. "Du" "bil" "UT" "concert" "euro". Hij maak ook veel redundante gebaren, zoals het peaceteken terwijl hij naar de kerk wijst, die weinig met mijn situatie te maken heeft. Achter mij komen auto’s aangereden die achteruitrijden onmogelijk maken en ik word nerveus. De man met Down doet alsof hij aan het stuur van een auto zit, dus ik geef hem nog een kans. Hij zegt "bil", wat Zweeds is voor “auto”, en schreeuwt af en toe geagiteerd "UT", wat Zweeds is voor “eruit”, maar ook gewoon “ga weg” kan betekenen. Wel ja, ik wil hier weg en waag mijn kans.
"Talar du svenska?"
Heel zijn gezicht fleurt op: "Ja! Kotebor. Norr. Koping. Jag bor. Kotebor. Bil: vänster". Ik denk dat hij bedoelt dat hij in Göteborg heeft gewoond en ook iets met Norrköping heeft en dat ik met mijn auto in achteruit de éénrichtingstraat waaruit ik kwam een stuk in moest rijden en daar rechts een straat inslaan, want hij wijst naar rechts terwijl hij vänster zegt, wat “links” betekent. Hij komt nog dichter, nu dolenthousiast, wijst weer naar de kerk en zegt: "kronor", "tjo". Mijn studenten hebben ook moeite met het Zweedse woord voor 'twintig' en terwijl hij weer het peaceteken maakt begrijp ik dat de kerk bekijken dus twintig kronen of twee euro kost. Hij pakt mijn hand en terwijl ook zijn kwijlende collega dichterbij komt, schud ik die beleefd en zeg gemeend "tack för hjälpen" én het Servische woord voor bedankt dat op mijn lekstok stond. Terwijl ik mij omdraai om mezelf en alle aangelanden uit de blokkade te bevrijden, komen er nog twee knappe meisjes voorbij die langs hun neus weg vragen: "är du okej?".
Blijkbaar wordt er in Servië toch meer Zweeds gesproken dan ik aanvankelijk dacht.
Ja, ik ben ok, bereik de berijdbare wereld weer met de hulp van een vriendelijke Serviër die in de juiste richting vóór mij reed en één keer toeterde als ik iets meer naar rechts moest en twee keer als ik iets meer naar links moest omwille van een put of gevaarlijk dichtbij staande auto’s. Dat was bijzonder efficiënt, ik riep 'bedankt' en bedacht dat ik beter wat meer van die lekstokken had gekocht.
Terwijl ik te voet de berg weer op wandel om dus vanuit de oude stad van het uitzicht over de nieuwe stad te genieten, check ik even mijn gps en de plek die ik er pinde. Daar stond enkel: “Zeker niet met de auto naartoe rijden!!”.

Comments